Naar hoofdinhoud
Een foto van een hand van een oudere man die een formulier invult op een tafel. Aan de overkant zie je de handen van de mensen aan de andere kant van de tafel.

Brondocument: WRM T - thema II.1 – theorie-examen 2a - Lesvoorbereiding

Ingangsdatum: 01-04-2022, versie -

Brondocument: WRM T - thema II.1 – theorie-examen 2a - lesvoorbereiding

Dit brondocument hoort bij het theorie-examen 2a Lesvoorbereiding WRM categorie T.

In dit brondocument zijn leerdoelen inclusief uitleg opgenomen. Het is onderverdeeld in 3 hoofdtaken (1 t/m 3) met verschillende subtaken (1.1, etc.) met een samenvatting voor de duidelijkheid, onderdelen (0.1a), leerdoelen (vetgedrukt, uitleg cursief) en begrippen (cursief).

Je vindt ze in aflopende volgorde in onderstaande titelgroottes.

0 Voorbeeldhoofdtaak

0.1 Voorbeeldsubtaak (met samenvatting)

0.1a Voorbeeldonderdeel

  • Voorbeeldleerdoel

    Voorbeeldleerldoeluitleg
    Begrip: voorbeeldbegrip


Inhoudsopgave


Hoofdtaken

1 Lesplanning op maat maken
2 Didactiseren
3 Organiseren

Toetsmatrijs

4 Toetsmatrijs


1 Lesplanning op maat maken


1.1 Lesprogramma ontwerpen samenvatting

  • De instructeur ordent de te behandelen rij- en oefentaken in een lesprogramma van gemakkelijk naar moeilijk.

  • De instructeur plant een reeks lesactiviteiten waarin leerlingen rijtaken leren op een steeds iets moeilijker/ complexer niveau, en wel voor verschillende onderdelen van de rijtaak.

  • De instructeur geeft bij de voorbereiding van een programma in gedragstermen aan wat leerlingen op tussengelegen momenten en aan het einde van de reeks kunnen.

  • De instructeur hanteert een zodanige opbouw in het programma dat sprake is van afwisseling tussen leren van deeltaken (zoals keren en invoegen) en van de totale rijtaak (zoals rijden van een route van A naar B).

  • De instructeur werkt in de voorbereiding van zijn programma en de afzonderlijke rijlessen, gebruik makend van een instructiekaart, naar de exameneisen toe.

1.1a Ordenen van rij- en oefentaken

  • LP1. De instructeur ordent de te behandelen rij- en oefentaken in een lesprogramma van gemakkelijk naar moeilijk.

    LPMD1 Door rijtaken te ordenen van eenvoudig naar complex krijgen de leerlingen op tijd de passende onderdelen van de rijtaak aangeboden, waar ze op dat moment aan toe zijn.


    LGOP1 Rijomstandigheden maken dat de rijtaak voor de leerling moeilijker of gemakkelijker kan zijn (drukte, weersomstandigheden, zicht, soorten verkeersdeelnemers etc).

    LPMD2 Uitgewerkte ordeningen in rijtaken geven weer wat in verschillende fasen van de rijopleidingen aan de orde zou moeten komen.


    LPMD3 De leergang heeft in de rijopleiding een kompasfunctie: duidelijk wordt de route van grote en kleine leerstappen waarlangs het lesprogramma leidt tot de te bereiken leerdoelen.

    Begrippen: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 32 leerlijnen uitzetten/volgen: ordening tussendoelen en ordening leerstof, 4.2 Cursus- en lesopbouw, 1. eenvoudig-complex, 4.8 Leerplanniveaus, 1. Leergang/cursus, 2. lesplan, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen: 11.1 Weg, 11.2 Weer, 11.3 Verkeer, (zie toetsdomein verkeersdeelname), 11.4 verkeersdeelnemers (zie toetsdomein verkeersdeelname)

1.1b Ordenen van lesactiviteiten

  • LP2. plant een reeks lesactiviteiten waarin leerlingen rijtaken leren op een steeds iets moeilijker/complexer niveau, en wel voor verschillende onderdelen van de rijtaak.


    LPMD4 Als een rij-instructeur ervoor zorgt dat binnen één les de rij-activiteiten oplopen in moeilijkheid, dan krijgt de leerling de kans steeds iets rijvaardiger te worden.

    Begrippen: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 32 leerlijnen uitzetten/volgen: ordening tussendoelen en ordening leerstof, 4.2 Cursus- en lesopbouw, 1. eenvoudig-complex, 4.8 Leerplanniveaus, 1. Leergang/cursus, 2. lesplan, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen: 11.1 Weg, 11.2 Weer, 11.3 Verkeer, (zie toetsdomein verkeersdeelname), 11.4 verkeersdeelnemers (zie toetsdomein verkeersdeelname)

1.1c Tussendoelen en einddoelen

  • LP3. geeft bij de voorbereiding van een programma in gedragstermen aan wat leerlingen op tussengelegen momenten en aan het eind van de reeks kunnen.

    LPMD5 Door einddoelen en tussendoelen te stellen wordt duidelijk langs welke tussenfasen de leerling een (onderdeel van de) rijtaak aanleert.

    LPOG2 Hoe concreter een doel beschreven is, des te meer houvast geeft dit aan de instructeur om zijn lesactiviteiten te plannen.


    Begrippen: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 32 leerlijnen uitzetten/volgen, 4.7 Aard van de leerdoelen, 1. Kennis, 2. Vaardigheden: a. Cognitieve (beslis)vaardigheden, b. Psychomotorische vaardigheden, c. Regulatievaardigheden, d. Sociaal-communicatieve vaardigheden, 3. Attitude/ motivatie

1.1d Deeltaken en totale rijtaak

  • LP4. hanteert een zodanige opbouw in het lesprogramma dat sprake is van afwisseling tussen leren van deeltaken (keren, invoegen) en van totale rijtaak (rijden van a naar b).


    LPMD6 Afwisseling tussen deeltaken en totale taken zorgt ervoor dat de leerling gedurende de opleiding het leren rijden als een zinvol geheel blijft zien en niet als een verzameling van losse taken. De leerling overziet het grotere geheel (oriënteren), blijft zichzelf persoonlijke doelen stellen, en zal gemotiveerd blijven leren.


    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.2 Beleving, 21 persoonlijke leerdoelen stellen, 23 motiveren, 1.3 Regulerende leeractiviteiten, 31 doelen stellen, 32 oriënteren, 4. Ontwerp van instructie, 4.3 Ontwerp leertaken, 1. Deeltaken, 2. Globale taken, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle)

1.1e Anticiperen op exameneisen en -procedure

  • LP5. werkt, gebruikmakend van een instructievorderingenkaart, toe naar de exameneisen in de voorbereiding van zijn programma en de afzonderlijke rijlessen.

    LPMD7 Door de vorderingen van een leerling bij te houden op een instructievorderingenkaart wordt duidelijk waar de leerling zit op weg naar het gewenste niveau van rijvaardigheid, zoals vereist in de rijprocedure T.


    Begrippen: 2. Rijgedrag, 2.4 Rijvaardigheidsniveau volgens taken en criteria van de rijprocedure, 6. Gebruik van media en leermiddelen, 1. Instructievorderingenkaart, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.4 De rijprocedure T

1.2 Planning aanpassen aan leerlingkenmerken samenvatting

  • De instructeur schat bij leerlingen op basis van het getoonde rijgedrag en leerlingkenmerken na maximaal twee lessen, hoeveel lessen in totaal nodig zullen zijn tot aan het examen.

  • De instructeur plant als onderdeel van het lesprogramma verschillende lesroutes die passen bij de in het programma aan te leren rijtaken en bij de fase van de opleiding.

  • De instructeur past de oorspronkelijke lesroute verantwoord aan wanneer zich plotselinge gebeurtenissen in de weer- of verkeerssituatie voordoen, die veel effect hebben op de rijles (bijvoorbeeld bij sneeuwval) bij een bepaalde leerling.

  • De instructeur stelt voor leerlingen die langzaam vorderen een programma op waarin kleine leerstapjes worden gezet.

  • De instructeur maakt een lesroute en rijopdrachten complexer om deze meer op maat van de snel vorderende leerling te maken.

1.2a Inschatten lessenaantal

  • LL1. schat op basis van het getoonde rijgedrag en leerlingkenmerken na maximaal twee lessen bij leerlingen hoeveel lessen nodig zullen zijn tot een het examen.

    LLMD1 Het aantal benodigde lessen is afhankelijk van het rijgedrag van de leerlingen in de eerste twee lessen en zijn kenmerken.

    Voorbeelden:

    - Affectieve kenmerken: een onjuist zelfbeeld kan extra lessen kosten.

    - Cognitieve kenmerken: een leerling met een hoog leertempo zal minder lessen nodig hebben; slechte taalbeheersing kan vertragend werken voor het leren, ervaring in andere rijbewijsplichtige voertuigen kan aanleiding zijn voor lager aantal benodigde lessen.

    - Persoonlijkheidskenmerken: onzorgvuldigheid, gebrek aan emotionele stabiliteit kunnen vertragend werken op leren; niet openstaan voor instructie kan vertragend werken.

    - Leerbeperkingen als ADHD en concentratiestoornissen verhogen het aantal benodigde rijlessen. Epilepsie is een reden om af te zien van leren rijden.

    - Objectieve persoonskenmerken: meisjes en ouderen hebben gemiddeld meer lessen nodig dan jongens resp. jongeren.

    - Lichamelijke beperkingen: de bij wet geregelde mogelijkheden om met lichamelijke beperkingen in een aangepast voertuig te rijden houden een andere leerlijn en daarmee een ander lessenaantal in.

    LLMD2 Door gebruik te maken van een voortoets kan de instructeur een inschatting maken van het beginniveau en daarmee van het benodigde aantal rijlessen (zie ook domeinonderdeel 4.1).


    Begrippen: 2. Rijgedrag leerling, 2.1 Foutgedragingen, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 2.4 Prestatie volgens taken en criteria van de rijprocedure, 3. Leerlingkenmerken (alle), 4. Ontwerp van instructie, 32 leerlijnen uitzetten/volgen, 33 Verdeling van leerstof over lessen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle)

1.2b Passende lesroutes

  • LL2. plant als onderdeel van het lesprogramma verschillende lesroutes die passen bij de in het programma aan te leren rijtaken en de fase van de opleiding.


    LLMD3 In de beginfase van de rijopleiding passen routes door rustige gebieden met weinig verkeer of zelfs afgesloten terreinen. In gevorderde fasen zijn routes door drukkere gebieden en complexere omstandigheden meer passend.

    LLMD4 De geschiktheid van een lesroute hangt af van verschillende factoren: wat laat een leerling in de les aan rijgedrag zien (fouten, zijn informatieverwerking), zijn rijprestaties, zijn kenmerken (leertempo).

    Voorbeeld 1: Maakt een leerling nog veel fouten bij de bediening, dan moeten geen routes met ingewikkelde verkeerssituaties worden gereden.

    Voorbeeld 2: Als de rijomstandigheden te complex zijn voor deze leerling in deze fase van de opleiding (te weinig ruimte en tijd om te handelen, fouten te maken bij deze complexiteit), zal de leerling de bewuste taak niet adequaat kunnen oefenen.

    LLOG1 De geschiktheid van een lesroute wordt bepaald door de combinatie van de volgende factoren:

    Welke taken en deeltaken staan centraal?

    Hoever is de leerling gevorderd? In welke stadium beheerst hij de rijtaken? Welk rijgedrag laat hij zien in de les? Wat zijn de kenmerken van de leerling?

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.4 Stadia van psychomotorisch leren, 41 Cognitief stadium, 42 associatief beheersingsniveau, 43 geautomatiseerd beheersingsniveau, 2. Rijgedrag, 2.1 Foutgedragingen, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak, 2.3 Verloop informatieverwerkings-proces in de auto, 2.4 Prestatie volgens taken en criteria van de rijprocedure, 3. Leerlingkenmerken (alle), 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 43 Lesroutes kiezen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle) zie toetsdomein verkeersdeelname

1.2c Aangepaste route kiezen

  • LL3. kiest een lesroute die wat betreft complexiteit en verscheidenheid van rijtaken (omgeving en verkeerssituaties) past bij het getoonde rijvaardigheidsniveau van de leerling.

    Zie LL1.

    LLOG2 Uitzonderlijke weer- of verkeerssituaties leiden tot een grotere taakcomplexiteit die niet meer kan passen bij het niveau van de leerling. De kans op leren wordt kleiner als de route niet wordt aangepast.

    LLMD5 De aard van de benodigde routeaanpassing bij uitzonderlijke weers- of verkeersomstandigheden hangt af van de fase van de opleiding, het vertoonde rijgedrag en van leerlingkenmerken.

    - leerlingen aan het eind van de rijopleiding kunnen onder moeilijker omstandigheden rijden dan leerlingen in het begin.

    - leerlingen die nog veel fouten maken zijn gebaat bij een sterk vereenvoudigde route of zelf bij verzetten van de les.

    - bij faalangstige leerlingen, niet emotioneel stabiele leerlingen, leerlingen met thrill seeking behoeftes, leerlingen met weinig zelfvertrouwen werken uitzonderlijke weer- of verkeerssituaties extra ongunstig uit op hun beleving van de rijles.

    Begrippen: Zie LL1 + 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.3 Steun op maat bieden (leren op aangepast niveau), 3. leer- of rijtaak vereenvoudigen, 9. Evaluatie, beoordelen assessment en bijstellen, 9.5 Aanpassen van de opleiding, cursus, les, 1. Onderweg de les aanpassen

    1.2d Vereenvoudigen bij langzame vorderingen

  • LL4. vereenvoudigt een lesroute en de bijbehorende rijopdrachten om deze meer op maat van de langzaam vorderende leerling te maken.

    Zie LL1.

    LLMD6 Door een programma te maken met kleine leerstapjes wordt de (langzame) leerling in de zone van naaste ontwikkeling gebracht. Hierdoor heeft deze een grotere kans op succeservaringen en blijft hij gemotiveerd en ontwikkelt hij zelfvertrouwen.

    LLMD7 De moeilijkheidsgraad van een lesroute hangt af van de rijomstandigheden en de gevraagde rijtaken.

    LLMD8 Vereenvoudigen van lesroutes kan door moeilijke rijomstandigheden te omzeilen of te mijden. Voorbeelden: het leren invoegen oefenen op rustige tijdstippen, rustige weggedeelten.

    Oversteken van meervoudige kruispunten uitstellen totdat het oversteken van enkelvoudige kruispunten wordt beheerst.

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.2 Beleving, 23 motiveren, 261 emotioneel welbevinden, a. positieve emoties/gevoelens (alle), b. negatieve emoties/gevoelens (alle): 263 succeservaringen opdoen, 30 zelfvertrouwen opbouwen, 1.5 Vorderingen maken, 1. Zone van naaste ontwikkeling (eerstvolgende leerstap), 2. Leerstap maken, 2. Rijgedrag, 2.1 Foutgedragingen, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 2.4 Prestatie volgens taken en criteria van de rijprocedure, 3. Leerlingkenmerken, 3.2 Cognitieve kenmerken, 1. leertempo, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.3 Steun op maat bieden, 3. extra leerstap inbouwen, 4. taak vereenvoudigen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen

1.2e Snelle leerlingen

  • LL5. maakt een lesroute en rijopdrachten complexer om deze meer op maat van de snel vorderende leerling te maken.


    LLMD9 Door een programma te maken met grotere leerstappen wordt de leerling extra gemotiveerd.

    LLMD10 Moeilijker maken van lesroutes kan door moeilijke rijomstandigheden op te zoeken. Voorbeelden: het invoegen op een drukke weg oefenen op drukke tijdstippen, drukke weggedeelten.

    Oversteken van meervoudige kruispunten als complexere taak dan het oversteken van enkelvoudige kruispunten.


    Begrippen: Als LL4, 8.3 Steun op maat bieden, 5. taak complexer maken

2 Didactiseren

2.1 Instructie voorbereiden samenvatting

  • De instructeur bereidt met behulp van een lesplan een les voor waarin leerlingen kennismaken met alle relevante onderdelen van een (nieuwe) rijtaak.

  • De instructeur geeft bij de voorbereiding van een les in gedragstermen aan wat leerlingen aan het einde ervan kunnen.

  • De instructeur maakt de leerinhoud van de les toegankelijk voor de leerling door ingewikkelde rijtaken of situaties vereenvoudigd voor te bereiden.

  • De instructeur maakt een verantwoorde keuze voor te gebruiken leermiddelen in de auto (situatieschetsen, modellen, videocamera, schematische overzichten van stappen, instructiekaart) waardoor het praktijkleren wordt ondersteund.

  • De instructeur bedenkt per rijtaak, script, vaardigheid een stapsgewijze instructie inclusief ondersteunende aanwijzingen waardoor leerlingen de rijtaak in stappen aanleren.

  • De instructeur stelt verschillende soorten vragen die het leerproces van de leerling ondersteunen.

  • De instructeur bereidt commentaar voor, eventueel thuis, op de door de leerling gemaakte opdrachten. Dit commentaar heeft betrekking op concreet gedrag van de leerling en wordt op een passend moment gegeven.

  • De instructeur zorgt ervoor dat in de les steeds sprake is van een afwisseling tussen het trainen van meer globale taken en meer specifieke taken, zoals deeltaken of taakonderdelen (gas geven, insturen, kijken) en het aanleren van de globale taak.

  • De instructeur maakt bij het kiezen van lesactiviteiten een verantwoorde mix tussen voordoen, uitleg geven en opdrachten geven, zodat leerlingen zowel kijkend, rijdend als hardop denkend aan bod komen.

2.1a Lesplan

  • IV1. bereidt met behulp van een lesplan (en een leergang) een les voor waarin leerlingen kennismaken met alle relevante onderdelen van een (nieuwe) rijtaak.

    IVMD1 Een lesplan fungeert als een handleiding voor één les, bedoeld als hulpmiddel om naar de lesdoelen toe te werken. In het lesplan worden de doelen, de te gebruiken middelen en materialen, en het verloop van lesactiviteiten vastgelegd (praktijk: lesroute, oefenplaatsen).

    IVMD2 Door een lesplan te maken weet een instructeur onderweg wat hij gaat doen. Daarnaast kan hij met het lesplan in de hand een les later evalueren (Wat hebben we deze les bereikt? Wat ging goed en minder goed in het lesverloop?).


    IVMD3 Door de fasen van instructie in het lesplan uit te werken verloopt een les systematisch.


    IVMD4 De leergangen theorie en praktijk spelen een ondersteunende rol bij het maken van een lesplan: welke rijtaken zijn al eerder aan de orde geweest en welke komen in deze les aan de orde?


    Begrippen: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten:, 10 Doelen vastleggen: cursusdoelen, lesdoelen, leerdoelen, 41 Taken kiezen of maken, 42 Lesroutes kiezen, 62 time management, 65 inrichting/organisatie lesvoertuig, 81 Ondersteuningsvormen kiezen, 91 Afstemming doel-werkvorm, 4.8 Leerplanniveaus, 2. lesplan, 5. Onderwijs- en instructiestrategieën, 5.3 Fasen van instructie: 1. Introductie: Leerdoelen, lesplan, kern van de les/motivering van de lesonderdelen, 2. Uitleg: Aansluiting voorgaande lesonderdeel (Inhoud: deel-handelingen, omgaan met foutgedragingen), 3. Aanbieden oefensituaties, 4. Feedback: lesafronding (samenvatten van de verrichte activiteiten, bespreking, leerresultaat, evaluatie leerproces, 6. Gebruik van media en leermiddelen, 6.1 Leermiddelen tijdens de rijopleiding: 7. instructiekaart, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud: 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle),10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen

2.1b Lesdoelen

  • IV2. geeft bij de voorbereiding van een les in gedragstermen aan wat leerlingen aan het eind ervan kunnen.


    IVMD5 een lesdoel of leerdoel is sturend voor de rij-instructie. Het beschrijft tot in detail het exacte gedrag waartoe de leerling in staat moet zijn, de omstandigheden waarin een leerling gedrag moet tonen. In elk leerdoel zit een actiewoord, zoals steekt over, voegt in, of laat zien, berekent etc, en een taakomgeving (op 80 km/h wegen, met druk verkeer).

    IVMD6 Het onderscheid in verschillende typen leerdoelen dient ertoe om daarbij passende leeractiviteiten te plannen.

    Voorbeeld: om beslisvaardigheden aan te leren wordt bijvoorbeeld de hardop denkmethode ingezet. Om schakelen te leren zal de instructeur eerst demonstreren, waarna de leerling uitvoert onder begeleiding.

    Begrippen: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 10 Doelen vastleggen: cursusdoelen, lesdoelen, leerdoelen, concrete doelstellingen, 4.7 Aard van de leerdoelen (Romiszowski aangepast, alle)

2.1c Toegankelijk maken leerinhoud

  • IV3. maakt de leerinhoud van de les toegankelijk voor de leerling door ingewikkelde rijtaken of situaties vereenvoudigd voor te bereiden.

    IVMD7 Door ingewikkelde situaties vereenvoudigd voor te stellen wordt de aandachtscapaciteit/het geheugen van de leerling niet te zwaar belast. De leerling kan zich richten op de essentie van de rijtaak.

    Maatregelen kunnen bijvoorbeeld zijn: het gebruik van een situatieschets (hoe rijd je over een rotonde?), het gebruik van ezelsbruggetjes, het gebruik van een analogie (verkeer is als een waterstroom, als er een voertuig stilstaat net als een steen in de stroom, wordt de stroom geblokkeerd), het lesgeven aan de hand van handelingsanalyses.

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.1 Cognitieve leeractiviteiten, 11 aandacht richten, 12 selecteren (hoofd- en bijzaken), 13 analyseren, 15 concretiseren, 16 structuur aanbrengen, 111 begrijpen, 2. Rijgedrag leerling, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak (alle), 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 22 inhoud toegankelijk maken, didactiseren, 6. Gebruik van media en leermiddelen, 6.1 Leermiddelen tijdens de rijopleiding, 4. situatieschetsen, foto’s van situaties, miniatuurmodellen, 10. Schematische overzichten van bijv. stappen, 15. Modellen van voertuig, verkeerssituatie, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.3 Steun op maat bieden, 1. leersteiger bieden (ondersteuning bieden), 2. extra leerstap inbouwen, 3. leer- of rijtaak vereenvoudigen, 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle)

2.1d Kiezen leermiddelen

  • IV4. maakt een verantwoorde keuze voor te gebruiken leermiddelen in het voertuig (situatieschetsen, modellen, videocamera, schematische overzichten van stappen, instructiekaart) waardoor het praktijkleren wordt ondersteund.


    IVMD8 Modellen geven in kort tijdsbestek een versimpelde weergave van een verkeerssituatie. Daardoor kan de leerling zijn aandacht richten op de essentie van de verkeerssituatie. Een stappenplan verdeelt een complexe vaardigheid in voor de leerling overzichtelijke stappen.


    Begrip: 2. Rijgedrag leerling, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak (alle), 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 6. Gebruik van media en leermiddelen, 6.1 Leermiddelen tijdens de rijopleiding, 4.situatieschetsen, foto’s van situaties, miniatuurmodellen, 7. Instructiekaart, 10.Schematische overzichten van bijv. stappen, 13. Lesvoertuig, 14. Videocamera (Pr), 15.Modellen van voertuig, verkeerssituatie

2.1e Instructie in stappen

  • IV5. bedenkt per rijtaak of vaardigheid een stapsgewijze instructie inclusief passende ondersteunende aanwijzingen waardoor leerlingen de rijtaak in stappen aanleren.


    IVMD9 Instructie in stappen zorgt ervoor dat de leerling eerst delen van een complexe vaardigheid leert te beheersen, alvorens hij de totale vaardigheid leert. Verloopt de instructie niet in stappen, dan bestaat het risico dat de leerling overladen wordt en niet weet waar hij moet beginnen.

    Begrippen: 2. Rijgedrag leerling, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak (alle), 2.3 Verloop informatieverwerkings-proces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 5. Onderwijs- en instructiestrategieën, 5.3 Fasen van instructie: 1. Introductie: Leerdoelen, lesplan, kern van de les/ motivering van de lesonderdelen, 2. Uitleg: Aansluiting voorgaande lesonderdeel (Inhoud: deelhandelingen, omgaan met foutgedragingen), 3. Aanbieden oefensituaties, 4. Feedback: lesafronding (samenvatten van de verrichte activiteiten, bespreking leerresultaat, evaluatie leerproces, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.3 Steun op maat bieden (leren op aangepast niveau, alle), 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud: 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle)

2.1f Vragen voorbereiden en stellen

  • IV6. stelt verschillende soorten vragen die het leerproces van de leerling ondersteunen (deels tijdens de les).

    IVMD10 Elk vraagtype stimuleert een ander type leeractiviteit. In het algemeen stimuleren open vragen het zelfstandig denken bij leerlingen; gesloten vragen dienen om feitenkennis te inventariseren.

    IVMD11 Als het gaat om het memoriseren van eenvoudige feiten is het gebruik van gesloten vragen afdoende.

    IVMD12 Met vragen dienen alle typen leeractiviteiten te worden gestimuleerd: cognitieve activiteiten (het begrijpen, toepassen, opslaan van kennis), beleving en regulatieve leeractiviteiten.

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.1 Cognitieve leeractiviteiten (alle), 1.2 Beleving (alle)), 1.3 Regulerende leeractiviteiten (alle), 2. Rijgedrag leerling, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak, Waarnemen, voorspellen, evalueren beslissen tijdens de rijtaak, 2.4 Prestatie volgens taken en criteria van de rijprocedure, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.6 Vragen stellen, 1. Open vragen, 2. gesloten vragen, 3. begripsvragen, 4. denkvragen, 5. toepassingsvragen, 6. Procesvragen of 'waarom-vragen'.

2.1g Commentaar voorbereiden

  • IV7. bereidt commentaar voor, eventueel thuis, op de door de leerling gemaakte opdrachten. Dit commentaar heeft betrekking op concreet gedrag van de leerling en wordt op een passend moment gegeven.

    IVMD13 Commentaar draagt bij aan cognitieve, affectieve en regulatieve leeractiviteiten door de leerling (zie de genoemde activiteiten onder Begrippen). Het biedt de leerling inzicht in de mate waarin hij vordert in rijvaardigheid.

    IVMD14 Er zijn verschillende vormen van commentaar die elk passend zijn bij verschillende situaties. Voorbeelden:

    a. Positief commentaar werkt motiverend en draagt bij aan succeservaring, zelfvertrouwen bij de leerling.

    b. Overmatig negatief commentaar werkt demotiverend en schadelijk voor het zelfvertrouwen. Negatief commentaar in combinatie met positief commentaar zorgt ervoor dat leerlingen hun successen en falen aan de juiste oorzaken toeschrijven (en niet aan geluk of pech).

    c. Verklarend commentaar draagt bij aan beter begrip bij de leerling. Waarom doet hij iets adequaat of inadequaat.

    d. Productfeedback heeft vooral nut als het gaat om taken met eenduidige oplossingen, waarvan er veel zijn (theorieles: betekenissen van borden, regels, tekens op de weg; praktijkles: is correct gehandeld, voorrang verleend).

    IVMD15 Vaag en algemeen commentaar is niet leerzaam, want het levert geen aanknopingspunten voor verbetering. Te gedetailleerd commentaar kan daarentegen de leerling demotiveren.

    IVMD16 Commentaar dient zo snel mogelijk na de taakuitvoering te worden gegeven, wil deze leerzaam zijn. In een praktijkles moet dit binnen enkele minuten zijn. Bij opdrachten voor theorielessen kan dit uiterlijk de volgende les zijn, als het gaat om schriftelijk gemaakte opdrachten (zoals een verkeersdagboek).


    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.1 Cognitieve leeractiviteiten, 12 selecteren (hoofd- en bijzaken), 13 analyseren, 17 verbanden leggen,

    111 begrijpen, 23 motiveren, 25 verwachten, 261 emotioneel welbevinden, a. positieve emoties/gevoelens: b. negatieve emoties/gevoelens:

    263 succeservaringen opdoen, 27 waarderen, 28 zichzelf beoordelen, 29 toewijzen van succes en falen aan oorzaken, 30 zelfvertrouwen opbouwen, 1.3 Regulerende activiteiten, 35 diagnosticeren, 36 bijstellen, 37 evalueren, 40 herstellen, 2. Rijgedrag, 2.1 Foutgedragingen, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 2.4 Rijvaardigheidsniveau volgens taken en criteria van de rijprocedure, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.2 Ondersteuning bieden, 3. Corrigerende aanwijzingen, 4. Positieve feedback/commentaar, 5. Negatieve feedback/commentaar, 6. Verklarend commentaar, 7. Productfeedback, 8. Timing van commentaar

2.1h Afwisseling globale en specifieke taken

  • IV8. zorgt ervoor dat in de les steeds sprake is van een afwisseling is tussen het trainen van meer globale taken en meer specifieke taken, zoals deeltaken, of taakonderdelen (gasgeven, insturen, kijken) en het aanleren van de globale taak.

    Zie LP5.

    IVMD17 Afwisseling tussen deeltaken en totale taken zorgt ervoor dat de leerling gedurende de les het leren rijden als een zinvol geheel blijft zien en niet als een verzameling van losse taken. De leerling overziet het grotere geheel (oriënteren), blijft zichzelf persoonlijke doelen stellen, en zal geconcentreerd en gemotiveerd blijven leren, zal een positieve waardering hebben voor het rijden.

    IVMD18 De passendheid van elementinstructie of integrale instructie hangt af van de opleidingsfase, het vertoonde rijgedrag en van de leerlingkenmerken.

    a. weinig zelfstandige leerlingen en leerlingen met weinig zelfvertrouwen kunnen onzeker worden van integrale instructie.

    b. bij leerlingen die graag verantwoordelijkheid nemen voor het eigen leren en rijgedrag is integrale instructie meer passend dan bij leerlingen bij wie dit niet het geval is.

    c. Leerlingen met ervaring in andere verkeersrollen met rijbewijsplicht (bromfiets) komen eerder in aanmerking voor integrale instructie dan leerlingen zonder die ervaring.

    d. leerlingen bij wie de aandachtscapaciteit beperkt is of wie snel overladen zijn hebben (aanvankelijk) minder baat bij integrale instructie, gebruik maken van globale taken.

    IVMD19 Een lesopbouw waarin sprake is van afwisseling tussen meer globale taken neemt per opleidingsfase verschillende gedaanten aan.

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.1 Cognitieve leeractiviteiten, 11 aandacht richten, 17 verbanden leggen, 112 synthetiseren, 1.2 Beleving (affectieve leeractiviteiten), 22 concentreren, 23 motiveren, 261 emoties opwekken

    262 gevoelens opwekken, 27 waarderen, 2. Rijgedrag leerling, 2.1 Foutgedragingen, 1. Fouten in de kijkfase, 2. Fouten in de uitvoeringsfase

    2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak, 1. Waarnemen, 2. voorspellen, 3. evalueren en 4. beslissen tijdens de rijtaak, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 2.4 Rijvaardigheidsniveau volgens taken en criteria van de rijprocedure, 3. Leerlingkenmerken, 3.1 Affectieve kenmerken, 8. Verantwoordelijkheid voor eigen leren en rijgedrag, 11. Zelfvertrouwen, 12. Zelfstandigheid-, 3.2 Cognitieve kenmerken, 1. leertempo, 2. cognitieve complexiteit, 4. Ervaring in andere verkeersrollen, 4. Ontwerp instructie, 4.3 Ontwerp leertaken, 1. Deeltaken, 2. Globale taken, 4.5 Basisvormen van leren:, 3. integrale instructie., 4. element instructie: 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud: 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle); 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle)

2.1i Afwisseling in lesactiviteiten

  • IV9. maakt bij het kiezen van lesactiviteiten een verantwoorde mix tussen voordoen, uitleg geven en opdrachten geven.

    IVMD20 Het al dan niet verantwoord zijn van een mix van lesactiviteiten hangt af van de opleidingsfase, de te bereiken leerdoelen, het vertoonde rijgedrag en van leerlingkenmerken. Bijvoorbeeld:

    - in het begin van een opleiding zal de instructeur vaker zelf hardop denken dan de leerling, zal hij meer voordoen, zal hij meer uitleg geven dan later in de opleiding.

    - als het doel is zelfstandig rijden, zal de instructeur meer coachingselementen inbouwen dan instructie-elementen.

    IVMD21 Afwisseling in lesactiviteiten kan bereikt worden door afwisseling tussen meer instructiegerichte activiteiten en op coaching gerichte activiteiten; afwisseling in de mate van steun (mits verantwoord), afwisseling in te berijden gebieden en bijbehorende rijtaken.

    Begrippen: 2. Rijgedrag leerling, 2.1 Foutgedragingen, 1. Fouten in de kijkfase, 2. Fouten in de uitvoeringsfase, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak, 1. Waarnemen, 2. voorspellen, 3. evalueren en 4. beslissen tijdens de rijtaak, 2.3 Verloop informatieverwerkings-proces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 2.4 Rijvaardigheidsniveau volgens taken en criteria van de rijprocedure, 3. Leerlingkenmerken, 3.1 Affectieve kenmerken, 3.2 Cognitieve kenmerken, 3.3 Leerstijl, 3.4 Persoonlijkheidskenmerken (big five), 3.5 Leerbeperkingen, 3.6 Objectieve persoonskenmerken, 3.7 Lichamelijke beperkingen, 5. Onderwijs- en instructiestrategieën, 5.4 Lesactiviteiten, 1. Aanschouwelijk maken, 2. demonstratie, 3. hardop denken, 4. modelgedrag, 5. informatie geven, 6. vertellen, 7. herhalen, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.3 Steun op maat bieden (leren op aangepast niveau), 5. Bij fasen passende begeleiding bij praktijkles, 1. Doe mee met mij (DMMM), 2. Doe op aanwijzing (DOA), 3. Doe op minder aanwijzing (DOMA), 4. Doe zonder aanwijzing (DZA), 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud: 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle)

2.2 Opdrachten en oefensituaties voorbereiden samenvatting

  • De instructeur plant passende leersituaties voor het aanleren van een aspect van rijvaardigheid, d.w.z. onderdelen van een route of oefenplaatsen waar alle essentiële kenmerken van een rijtaak kunnen worden aangeleerd.

  • De instructeur bedenkt voldoende opdrachten om leerlingen de kans te geven een nieuw aan te leren rijtaak of onderdeel in te slijpen, te automatiseren.

  • De instructeur bedenkt voor een (onderdeel van een) rijtaak oefensituaties die van elkaar verschillen in moeilijkheidsgraad.

  • De instructeur maakt bij de voorbereiding van rijlessen een gevarieerde keuze uit beschikbare routes en oefenplaatsen.

2.2a Bij lesdoelen passende leer- & oefensituaties

  • OP1. plant passende leersituaties voor het aanleren van een aspect van rijvaardigheid, d.w.z. onderdelen van een route of oefenplaatsen waar alle essentiële kenmerken van een rijtaak kunnen worden aangeleerd.

    OPMD1 De geschiktheid van oefensituaties wordt bepaald door de combinatie van de volgende factoren:

    Wat zijn de lesdoelen? Welke taken en/of deeltaken staan centraal? Wat laat een leerling in de les aan rijgedrag zien (fouten, zijn informatieverwerking), Hoever is de leerling gevorderd? In welke stadium beheerst hij de rijtaken? Wat zijn zijn/haar kenmerken (leertempo)?

    a. passen bij beginfase: staat een leerling aan het begin van de rijopleiding, waarin bediening centraal staat, dan moeten eenvoudige oefensituaties worden gekozen,.zoals een afgesloten terrein, een rustig deel van de openbare weg, een verkeersoefenterrein.

    b. passen bij fase en vorderingen: Als de oefensituaties te moeilijk zijn voor deze leerling in deze fase van de opleiding (te weinig ruimte en tijd om te handelen, fouten te maken bij deze complexiteit) dan zal de leerling de bewuste taak niet adequaat kunnen oefenen (vergelijk LLMD2).

    c. Passen bij rijgedrag leerling: als een leerling nog veel aandacht nodig heeft voor de rijtaken dan zal het aanleren van manoeuvres (keren op de weg) op de weg op een rustige plaats met weinig verkeer verzekeren dat hij niet overladen raakt. Hij kan zich richten op het leren uitvoeren van de manoeuvre.

    d. passen bij doelen: Als er essentiële kenmerken ontbreken aan een situatie (bijvoorbeeld het gelijkwaardig zijn van kruispunten) kan de vaardigheid niet doelgericht worden geoefend (voorrang verlenen van bestuurders van rechts).

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.4 Stadia van psychomotorisch leren, 41 Cognitief stadium, 42 associatief beheersingsniveau, 43 geautomatiseerd beheersingsniveau, 2. Rijgedrag, 2.1 Foutgedragingen, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak

    2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 2.4 Prestatie volgens taken en criteria van de rijprocedure, 3. Leerlingkenmerken (alle), 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 10 Doelen stellen, 41 Taken kiezen of maken, 91 Afstemming doel-werkvorm, 92 Afstemming leertaak op leerdoel, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle) (zie toetsdomein verkeerstaak), 5. Onderwijs- en instructiestrategieën, 5.3 Fasen van instructie: 3. Aanbieden oefensituaties

2.2b Inslijpen rijtaak

  • OP2. bedenkt voldoende opdrachten om leerlingen de kans te geven een nieuw aan te leren rijtaak of onderdeel in te slijpen, te automatiseren.

    OPOG1 herhaalde oefening draagt bij aan automatisering van een (deel)vaardigheid. Te weinig oefening zal ertoe leiden dat de leerling nog veel moet nadenken bij wat hij moet doen.

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.4 Stadia van psychomotorisch leren, 41 Cognitief stadium, 42 associatief beheersingsniveau, 43 geautomatiseerd beheersingsniveau, 2. Rijgedrag, 2.1 Foutgedragingen, 2.2 Aanpak taakprocessen rijtaak

    2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 2.4 Prestatie volgens taken en criteria van de rijprocedure, 3. Leerlingkenmerken (alle), 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 10 Doelen stellen, 41 Taken kiezen of maken, 91 Afstemming doel-werkvorm, 92 Afstemming leertaak op leerdoel, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud, 10.1 Hoofdtaken naar opleidingsfase (alle), 10.2 Deeltaken naar opleidingsfase (alle), 10.3 Handelingsscripts, handelingswijzers en hun taakelementen (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle) (zie toetsdomein verkeerstaak), 5. Onderwijs- en instructiestrategieën, 5.3 Fasen van instructie: 3. Aanbieden oefensituaties

2.2c Variatie in moeilijkheidsgraad

  • OP3. bedenkt voor een (onderdeel van een) rijtaak oefensituaties die van elkaar verschillen in moeilijkheidsgraad.

    OPOG2 Het oefenen in oplopende moeilijkheidgraad vergroot de kans op verfijnde en automatische beheersing van de rijtaak, bovendien in nieuwe omstandigheden.

    Begrippen: Zie OP1 t/m OP3, 1. Leeractiviteiten, 1.5 Vorderingen maken, 3. Transfer van kennis en vaardigheden

2.2d Gevarieerde routes en oefenplaatsen

  • OP4. maakt bij de voorbereiding van rijlessen een gevarieerde keuze uit beschikbare routes en oefenplaatsen.

    OPOG3 Veel variatie in routes en oefenplaatsen vergroot de kans op beheersing van de rijtaak of de (deel)vaardigheid in nieuwe verkeerssituaties.

    Begrippen: Zie OP1 t/m OP3, 1. Leeractiviteiten, 1.5 Vorderingen maken, 3. Transfer van kennis en vaardigheden

2.3 Leermotivatie samenvatting

  • De instructeur besteedt aandacht aan uitdagingen voor de leerling, zoals verrassende, nieuwe verkeerssituaties.

  • De instructeur bereidt bij een lesplanning verschillende opties voor waaruit leerlingen tijdens de rijles naar behoefte een keuze kunnen maken (bijvoorbeeld een bepaalde route).

  • De instructeur houdt bij voorbereiding ruimte voor activiteiten waaraan leerlingen zelf behoefte hebben.

  • De instructeur houdt bij het plannen van een lesroute bewust rekening met afwisseling in spannende en minder spannende lesonderdelen.

  • De instructeur bereidt die vormen van steun voor waarbij leerlingen geholpen worden zonder hen het initiatief of de zelfstandigheid uit handen te nemen.

2.3a Uitdagingen

  • MT1. besteedt aandacht aan uitdagingen voor de leerling, zoals verrassende, nieuwe verkeerssituaties.

    MTMD1 Een positieve beleving van de activiteiten tijdens de rijles is een voorwaarde voor effectief aanleren van rijtaken.

    MTOG1 Als de leerling een positief welbevinden ervaart (met positieve emoties) dan is er alle ruimte voor leren.

    MTOG2 Het bieden van uitdagingen (taken die net iets boven het huidige niveau van de leerlingen liggen of vrij nieuw zijn, maar nog wel uitvoerbaar met enige steun) heeft een positieve invloed op de beleving.

    Omgekeerd heeft het ontbreken van uitdagingen een negatief effect op de beleving.

    MTOG3 Als negatieve emoties de overhand gaan nemen in een rijles, is er minder ruimte voor leren. Alle aandacht gaat dan naar het herstellen van het emotioneel welbevinden.(verschillende copingstrategieën: terugtrekken/afhaken, vechten, conflict opzoeken, onverschillig worden).

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.2 Beleving, 21 persoonlijke leerdoelen stellen, 22 concentreren, 23 motiveren, 24 inspannen, 25 verwachten, 261 emotioneel welbevinden, a. positieve emoties/gevoelens: plezier, vreugde, voldoening, trots, gerustgesteld zijn, uitgedaagd voelen, betrokkenheid, b. negatieve emoties/gevoelens: boosheid, gespannenheid, frustratie, onvrede, verveling, afhaken, verdriet, irritatie, onzekerheid, onverschilligheid, gespannenheid, (faal)angst, onbegrepen voelen, c. soms positief soms negatief: opgewondenheid, 263 succeservaringen opdoen, 264 Stress ervaren en copinggedrag tonen, 27 waarderen, 28 zichzelf beoordelen, 29 toewijzen van succes en falen aan oorzaken, 30 zelfvertrouwen opbouwen, 2. Rijgedrag leerling, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 3. Leerlingkenmerken, 3.1 Affectieve kenmerken, 1. Leeftijdsgebonden emotionele kenmerken: a. Thrill seeking, b. Gevoeligheid voor druk van leeftijdsgenoten, 2.Examenangst en faalangst, 3. Intrinsieke motivatie, 4. Extrinsieke motivatie, 5. Regelconform gedrag, 6.Sociale betrokkenheid, 7. Toeschrijvingstijl, 8.Verantwoordelijkheid voor eigen leren en rijgedrag, 9. Volharding, doorzettingsvermogen, impulscontrole, 11. Zelfvertrouwen, 12 Zelfstandigheid, 4. Ontwerp van instructie, 4.4 Keuzevrijheid leerlingen: 1 opgedragen taak, 2 gebonden keuze uit taken; 3 vrije keuze/eigen initiatief; 4 mengvormen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle)

2.3b Keuzemogelijkheden & persoonlijke leerbehoeften

  • MT2. bereidt bij een lesplanning verschillende opties voor waaruit leerlingen tijdens de rijles naar behoefte een keuze kunnen maken (bijv. een bepaalde route).

    MTOG4 Het bieden van keuzemogelijkheden aan de leerling draagt bij aan het verwezenlijken van persoonlijke doelen door de leerling en aan een positief emotioneel welbevinden tijdens de rijlessen (zoals zich uitgedaagd voelen, plezier beleven). Leerlingen zullen beter gemotiveerd zijn, zich graag inspannen om er het beste van te maken.

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.2 Beleving, 21 persoonlijke leerdoelen stellen, 22 concentreren, 23 motiveren, 24 inspannen, 25 verwachten, 261 emotioneel welbevinden, a. positieve emoties/gevoelens: plezier, vreugde, voldoening, trots, gerustgesteld zijn, uitgedaagd voelen, betrokkenheid, b. negatieve emoties/gevoelens: boosheid, gespannenheid, frustratie, onvrede, verveling, afhaken, verdriet, irritatie, onzekerheid, onverschilligheid, gespannenheid, (faal)angst, onbegrepen voelen, c. soms positief soms negatief: opgewondenheid, 263 succeservaringen opdoen, 264 Stress ervaren en copinggedrag tonen, 27 waarderen, 28 zichzelf beoordelen, 29 toewijzen van succes en falen aan oorzaken, 30 zelfvertrouwen opbouwen, 2. Rijgedrag leerling, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 3. Leerlingkenmerken, 3.1 Affectieve kenmerken, 1. Leeftijdsgebonden emotionele kenmerken: a. Thrill seeking, b. Gevoeligheid voor druk van leeftijdsgenoten, 2.Examenangst en faalangst, 3. Intrinsieke motivatie, 4. Extrinsieke motivatie, 5. Regelconform gedrag, 6.Sociale betrokkenheid, 7. Toeschrijvingstijl, 8.Verantwoordelijkheid voor eigen leren en rijgedrag, 9. Volharding, doorzettingsvermogen, impulscontrole, 11. Zelfvertrouwen, 12 Zelfstandigheid, 4. Ontwerp van instructie, 4.4 Keuzevrijheid leerlingen: 1 opgedragen taak, 2 gebonden keuze uit taken; 3 vrije keuze/eigen initiatief; 4 mengvormen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle)

2.3c Persoonlijke leerbehoeften

  • MT3. houdt bij voorbereiding ruimte voor activiteiten waaraan leerlingen zelf behoefte hebben.


    MTOG5 Persoonlijke leerbehoeften van leerlingen kunnen sterk afhangen van hun affectieve kenmerken.

    Faalangst: faalangstige leerlingen kunnen behoefte tonen om bepaalde taken extra vaak te oefenen.

    Thrill seekers zullen andere voorkeuren hebben voor lesroutes dan niet-thrill-seekers (met extra veel uitdagingen, snelheid, bochten etc.).

    Extrinsieke motivatie: Extrinsiek gemotiveerde leerlingen zullen minder interesse tonen in het worden van sociale, veilige, milieubewuste bestuurders dan intrinsiek gemotiveerde leerlingen. Bijgevolg hebben ze ook andere behoeften: laat maar komen, als ik maar zo snel mogelijk mijn rijbewijs haal.

    Begrip: 1. Leeractiviteiten, 1.2 Beleving, 21 persoonlijke leerdoelen stellen, 22 concentreren, 23 motiveren, 24 inspannen, 25 verwachten, 261 emotioneel welbevinden, a. positieve emoties/gevoelens: plezier, vreugde, voldoening, trots, gerustgesteld zijn, uitgedaagd voelen, betrokkenheid, b. negatieve emoties/gevoelens: boosheid, gespannenheid, frustratie, onvrede, verveling, afhaken, verdriet, irritatie, onzekerheid, onverschilligheid, gespannenheid, (faal)angst, onbegrepen voelen, c. soms positief soms negatief: opgewondenheid, 263 succeservaringen opdoen, 264 Stress ervaren en copinggedrag tonen, 27 waarderen, 28 zichzelf beoordelen, 29 toewijzen van succes en falen aan oorzaken, 30 zelfvertrouwen opbouwen, 2. Rijgedrag leerling, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 3. Leerlingkenmerken, 3.1 Affectieve kenmerken, 1. Leeftijdsgebonden emotionele kenmerken: a. Thrill seeking, b. Gevoeligheid voor druk van leeftijdsgenoten, 2.Examenangst en faalangst, 3. Intrinsieke motivatie, 4. Extrinsieke motivatie, 5. Regelconform gedrag, 6.Sociale betrokkenheid, 7. Toeschrijvingstijl, 8.Verantwoordelijkheid voor eigen leren en rijgedrag, 9. Volharding, doorzettingsvermogen, impulscontrole, 11. Zelfvertrouwen, 12 Zelfstandigheid, 4. Ontwerp van instructie, 4.4 Keuzevrijheid leerlingen: 1 opgedragen taak, 2 gebonden keuze uit taken; 3 vrije keuze/eigen initiatief; 4 mengvormen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle)

2.3d Stresssituaties

  • MT4. houdt bij het plannen van een lesroute bewust rekening met afwisseling in inspannende en minder inspannende lesonderdelen.


    MTMD2 Door lesroutes met milde vormen van stress te gebruiken wordt de leerling uitgedaagd het beste uit zichzelf te halen, zonder dat het welbevinden wordt bedreigd. De passende mate van stress hangt af van de opleidingsfase, het rijgedrag, de rijomstandigheden en leerlingkenmerken.

    MTOG6 Tijdens de rijles kunnen zich stressoren of stresssituaties voordoen die het welbevinden van de leerling aantasten en daarmee de aandacht voor verder leren bedreigen.

    MTOG7 naarmate de stress toeneemt worden de leerprestaties en dus ook de rijprestaties slechter.

    MTOG8 Of stress ook werkelijk invloed heeft op de rijprestaties hangt voor een groot deel af van het copinggedrag door de leerling.

    MTOG9 Door leerlingen te helpen in het omgaan met stress (coping) herwinnen ze aandacht voor de rijtaak en is er ruimte voor verder leren. Dit kan bijvoorbeeld door tijdig aanpakgedrag te suggereren, emoties te bedwingen.

    MTOG10 het aantal stresssituaties als gevolg van verkeersomstandigheden zal minder worden naarmate de leerling vaardiger rijdt. Vooral omdat mentale overladenheid minder vaak zal gaan optreden.

    Begrippen: 1. Leeractiviteiten, 1.2 Beleving, 21 persoonlijke leerdoelen stellen, 22 concentreren, 23 motiveren, 24 inspannen, 25 verwachten, 261 emotioneel welbevinden, a. positieve emoties/gevoelens: plezier, vreugde, voldoening, trots, gerustgesteld zijn, uitgedaagd voelen, betrokkenheid, b. negatieve emoties/gevoelens: boosheid, gespannenheid, frustratie, onvrede, verveling, afhaken, verdriet, irritatie, onzekerheid, onverschilligheid, gespannenheid, (faal)angst, onbegrepen voelen, c. soms positief soms negatief: opgewondenheid, 263 succeservaringen opdoen, 264 Stress ervaren en copinggedrag tonen, 27 waarderen, 28 zichzelf beoordelen, 29 toewijzen van succes en falen aan oorzaken, 30 zelfvertrouwen opbouwen, 2. Rijgedrag leerling, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 3. Leerlingkenmerken, 3.1 Affectieve kenmerken, 1. Leeftijdsgebonden emotionele kenmerken: a. Thrill seeking, b. Gevoeligheid voor druk van leeftijdsgenoten, 2.Examenangst en faalangst, 3. Intrinsieke motivatie, 4. Extrinsieke motivatie, 5. Regelconform gedrag, 6.Sociale betrokkenheid, 7. Toeschrijvingstijl, 8.Verantwoordelijkheid voor eigen leren en rijgedrag, 9. Volharding, doorzettingsvermogen, impulscontrole, 11. Zelfvertrouwen, 12 Zelfstandigheid, 4. Ontwerp van instructie, 4.4 Keuzevrijheid leerlingen: 1 opgedragen taak, 2 gebonden keuze uit taken; 3 vrije keuze/eigen initiatief; 4 mengvormen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle)

2.3e Waarborgen zelfstandigheid

  • MT5. bereidt die vormen van steun voor waarbij leerlingen geholpen worden zonder hen het initiatief of de zelfstandigheid uit handen te nemen.

    = AFOG7 Naarmate een leerling een hoger leertempo heeft, een hoger rijvaardigheidsniveau heeft en/of verder gevorderd is in zijn opleiding kan de instructeur een aantal leeractiviteiten (cognitief en regulatief) meer aan de leerling zelf overlaten, De leerling bewaakt mede of hij voldoende leert, evalueert en diagnosticeert zijn eigen rijgedrag, stelt dit zelf bij en herstelt zelf fouten, reflecteert zelfstandig op zijn rijgedrag.

    MTOG11 Als leerlingen tijdens rij-instructie waar mogelijk zelfstandig rijtaken uitvoeren, zonder tussenkomst van de instructeur zal de leerling de les positiever beleven, meer gemotiveerd meedoen aan de les. Omgekeerd, als de leerling een les krijgt voorgeschoteld waarin weinig overgelaten wordt aan zijn zelfstandigheid (alles wordt voorgebakken, overal wordt op gewezen; geen eigen keuzes voor de leerling), zal hij eerder afhaken, minder gemotiveerd zijn etc.

    Begrip: 1. Leeractiviteiten, 1.2 Beleving, 21 persoonlijke leerdoelen stellen, 22 concentreren, 23 motiveren, 24 inspannen, 25 verwachten, 261 emotioneel welbevinden, a. positieve emoties/gevoelens: plezier, vreugde, voldoening, trots, gerustgesteld zijn, uitgedaagd voelen, betrokkenheid, b. negatieve emoties/gevoelens: boosheid, gespannenheid, frustratie, onvrede, verveling, afhaken, verdriet, irritatie, onzekerheid, onverschilligheid, gespannenheid, (faal)angst, onbegrepen voelen, c. soms positief soms negatief: opgewondenheid, 263 succeservaringen opdoen, 264 Stress ervaren en copinggedrag tonen, 27 waarderen, 28 zichzelf beoordelen, 29 toewijzen van succes en falen aan oorzaken, 30 zelfvertrouwen opbouwen, 2. Rijgedrag leerling, 2.3 Verloop informatieverwerkingsproces in de auto, 1. Aandachtscapaciteit, 2. Mentale overladenheid bij leerlingen, 3. Leerlingkenmerken, 3.1 Affectieve kenmerken, 1. Leeftijdsgebonden emotionele kenmerken: a. Thrill seeking, b. Gevoeligheid voor druk van leeftijdsgenoten, 2.Examenangst en faalangst, 3. Intrinsieke motivatie, 4. Extrinsieke motivatie, 5. Regelconform gedrag, 6.Sociale betrokkenheid, 7. Toeschrijvingstijl, 8.Verantwoordelijkheid voor eigen leren en rijgedrag, 9. Volharding, doorzettingsvermogen, impulscontrole, 11. Zelfvertrouwen, 12 Zelfstandigheid, 4. Ontwerp van instructie, 4.4 Keuzevrijheid leerlingen: 1 opgedragen taak, 2 gebonden keuze uit taken; 3 vrije keuze/eigen initiatief; 4 mengvormen, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle)

3 Organiseren


3.1 Voorbereiding leersituatie samenvatting

  • De instructeur anticipeert op mogelijk gevaar en problemen, zodat de route gereden kan worden zonder onnodige risico’s.

  • Praktijkles: De instructeur zorgt ervoor dat het lesvoertuig technisch in orde is en er verzorgd uitziet. Hij gaat na of de te gebruiken leermiddelen beschikbaar zijn en werken.

  • Theorieles: De instructeur past de indeling van een onderwijsruimte aan de activiteit aan, zodanig dat deelnemers elkaar en de instructeur goed kunnen zien en verstaan.

  • Theorieles: De instructeur zorgt ervoor dat leermiddelen (bijvoorbeeld video, beamer) beschikbaar zijn en werken.

3.1a Routevoorbereiding

  • VL1. anticipeert op mogelijk gevaar en problemen, dat de route gereden kan worden zonder onnodige risico's.

    VLOG1 Als de instructeur voorafgaand aan de rijles nagaat hoe de verkeerssituatie en weersituatie is, kunnen gevaarlijke of risicovolle situaties tijden de les worden voorkomen. Idem door rekening te houden met het lestijdstip en de route (spitsuur, uitgaande scholen en bedrijven). Bovendien kan de lestijd optimaal benut worden (files, wegwerkzaamheden, spitsuur). Gedoseerd rijden in situaties met opstoppingen kan daarentegen tot het lesplan behoren.


    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 42 Lesroutes kiezen, 7. Organisatie en management, 7.1 Inrichting van de leersituatie, 7.1.c Veilige leersituatie 1. Op de weg, 10. Opleidingsfase en instructie-inhoud (alle), 11. Rijomstandigheden die de moeilijkheid van de rijtaak bepalen (alle)

3.1b Inrichting en staat lesvoertuig, leermiddelen

  • VL2. Praktijk: zorgt ervoor dat het lesvoertuig technisch in orde is en er verzorgd uitziet; gaat na of de te gebruiken leermiddelen beschikbaar zijn en werken.

    VLOG2 Door de rijles in een technisch adequaat lesvoertuig te verzorgen worden risico’s en tijdverlies vermeden; hetzelfde geldt voor het functioneren van dubbele bediening en de juiste stand van de instructeursspiegels.

    VLOG3 Bij beschikbaarheid van benodigde leermiddelen (zoals instructievorderingenkaart, eventuele situatieschetsen) kan de les tijdig gestart worden en kunnen de lesactiviteiten doelgericht en op maat van de leerling verlopen.


    Begrippen: 7.1 Inrichting van de leersituatie, 7.1.b Inrichting lesvoertuig (praktijkonderwijs), 1. Dubbele bediening, 2. Spiegels om mee te kijken, 3. Technische staat

3.1c Theorie: inrichting & voorbereiding onderwijsruimte

  • VL3. Theorie: de rij-instructeur past de indeling van een onderwijsruimte aan de activiteit aan, zodanig dat deelnemers elkaar en de instructeur goed kunnen zien en verstaan, en zorgt ervoor dat leermiddelen (bijv. video, beamer) beschikbaar zijn.

    VLMD1 De functionaliteit van een groepsopstelling hangt af van het doel en de geplande activiteiten. Doceren: rijen of U-vorm, zodat iedereen de docent en zijn leermiddelen goed kan zien. Discussie in subgroepen, uitvoering van opdrachten: groepen (maximaal 4 cursisten). Leergesprek en plenaire discussie: U-vorm; carré vorm, cirkel, halve cirkel, zodat cursisten elkaar zien en verstaan.

    Begrippen: 7.1 Inrichting van de leersituatie, 7.1a inrichting fysieke leeromgeving (theorieonderwijs), 1. Groepsopstellingen: rijen, groepen U-vorm; carré vorm, cirkel, halve cirkel, 2. Leermiddelen en hun beschikbaarheid (zie 6.1)

    3.1d Beschikbaarheid leermiddelen

  • VL4. de rij-instructeur zorgt ervoor dat leermiddelen (bijv. video, beamer) beschikbaar zijn en werken.

    VLOG4 De tijdige beschikbaarheid van leermiddelen waarborgt een doelmatig verloop van lesactiviteiten, en voorkomt verlies van les- en leertijd.


    Begrip: 7.1 Inrichting van de leersituatie, 7.1a inrichting fysieke leeromgeving (theorieonderwijs), 1. Groepsopstellingen: rijen, groepen U-vorm; carré vorm, cirkel, halve cirkel, 2. Leermiddelen en hun beschikbaarheid (zie 6.1)

3.2 Les- & leertijd

3.2 Les- & leertijd samenvatting

  • De instructeur heeft activiteiten zodanig voorbereid dat er weinig effectieve tijd verloren gaat, bijvoorbeeld met het organiseren van leermiddelen.

  • De instructeur vangt onderbrekingen van de rijles zo op, dat deze zo min mogelijk tijdverlies voor de leerling opleveren.

  • De instructeur besteedt het grootste deel van de rijles aan het oefenen van geplande rijtaken en vermijdt tijdbesteding aan eigen werkzaamheden (tijdens de les).

  • De instructeur maakt een zodanige planning van de werkdag dat er ruimte is om problemen op te vangen.

  • De instructeur zorgt er bij afwijken van de planning voor dat de overlast voor de leerling wordt vermeden.

3.2a Effectieve voorbereiding

  • LT1. heeft activiteiten zodanig voorbereid dat er weinig effectieve lestijd tijd verloren gaat (tijdens de les).

    LTOG1 Als de rij-instructeur onderweg nog moet bedenken wat hij tijdens de les met de leerling wil gaan doen gaat dit ten koste van de effectieve leertijd. Ook zullen de lesactiviteiten minder op maat zijn. Bij het omgekeerde zal er meer effectieve lestijd beschikbaar zijn.

    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 62 time management, 63 organisatie leermiddelen, 64 organisatie regels en procedures, 65 inrichting/organisatie lesvoertuig/leslokaal, effectieve lestijd, 7. Organisatie en management, 7.3 management van tijd, 1. Activiteitenplanning communiceren, Optimaliseren effectieve leertijd, 2. Procedures verhelderen, 3. Opvangen van les onderbrekingen, 7.4 management van activiteiten, 1. Indeling van de werkdag, 2. Planning lesactiviteiten, 3. Omgaan met afwijkingen van planning, 4. Eigen werkzaamheden, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.5 Communicatieve, relationele en gespreksvaardigheden, 2. Contact leggen: aansluiten bij eigen ervaringen van leerlingen, 6. wederzijds vertrouwen, 7. vertrouwensbasis leggen, 10. Op de hoogte houden van veranderingen die leerling betreffen

3.2b Opvangen onderbrekingen

  • LT2. vangt onderbrekingen van de rijles zo op dat deze zo min mogelijk tijdverlies voor de leerling opleveren (tijdens de les).

    LTOG2 Onderbrekingen van de les zijn een bron van verlies van leertijd, waardoor de leerling minder gelegenheid krijgt om te leren.

    LTOG3 Door tijdige opvang van lesonderbrekingen (afkappen van telefoontjes e.d.) wordt het verlies tot een minimum beperkt.

    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 62 time management, 63 organisatie leermiddelen, 64 organisatie regels en procedures, 65 inrichting/organisatie lesvoertuig/leslokaal, effectieve lestijd, 7. Organisatie en management, 7.3 management van tijd, 1. Activiteitenplanning communiceren, Optimaliseren effectieve leertijd, 2. Procedures verhelderen, 3. Opvangen van les onderbrekingen, 7.4 management van activiteiten, 1. Indeling van de werkdag, 2. Planning lesactiviteiten, 3. Omgaan met afwijkingen van planning, 4. Eigen werkzaamheden, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.5 Communicatieve, relationele en gespreksvaardigheden, 2. Contact leggen: aansluiten bij eigen ervaringen van leerlingen, 6. wederzijds vertrouwen, 7. vertrouwensbasis leggen, 10. Op de hoogte houden van veranderingen die leerling betreffen

3.2c Eigen werkzaamheden

  • LT3. besteedt het grootste deel van de rijles aan het oefenen van geplande rijtaken en vermijdt tijdbesteding aan eigen werkzaamheden (tijdens de les).

    LTOG4 Het verrichten van eigen werkzaamheden (op orde brengen van de eigen administratie, instructievorderingenkaarten, tanken, mobiele telefoontjes met de rijschool of met anderen) tijdens de rijles gaat ten koste van de beschikbare leertijd voor de leerling. Deze dingen worden idealiter buiten de lestijd gedaan.

    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 62 time management, 63 organisatie leermiddelen, 64 organisatie regels en procedures, 65 inrichting/organisatie lesvoertuig/leslokaal, effectieve lestijd, 7. Organisatie en management, 7.3 management van tijd, 1. Activiteitenplanning communiceren, Optimaliseren effectieve leertijd, 2. Procedures verhelderen, 3. Opvangen van les onderbrekingen, 7.4 management van activiteiten, 1. Indeling van de werkdag, 2. Planning lesactiviteiten, 3. Omgaan met afwijkingen van planning, 4. Eigen werkzaamheden, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.5 Communicatieve, relationele en gespreksvaardigheden, 2. Contact leggen: aansluiten bij eigen ervaringen van leerlingen, 6. wederzijds vertrouwen, 7. vertrouwensbasis leggen, 10. Op de hoogte houden van veranderingen die leerling betreffen

3.2d Indeling van de werkdag

  • LT4. maakt zelfstandig een indeling van de werkdag door lessen in te plannen; zorgt ervoor dat er ruimte is om van de geplande route af te wijken.

    LTOG5 Een planning van de werkdag voorkomt problemen tijdens de uitvoeringsfase van lessen. Beschikbaarheid van alternatieven voorkomt stress in geval van veranderingen en waarborgt dat leerlingen hun normale lessen krijgen aangeboden. Bijvoorbeeld alternatieve routes beschikbaar hebben (bijvoorbeeld bij het uitvallen van leerlingen).


    LTOG6 Buffertijd tussen de verschillende lessen voorkomt misverstanden en teleurstellingen bij leerlingen en draagt zorg voor opvang van kleine vertragingen.

    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 62 time management, 63 organisatie leermiddelen, 64 organisatie regels en procedures, 65 inrichting/organisatie lesvoertuig/leslokaal, effectieve lestijd, 7. Organisatie en management, 7.3 management van tijd, 1. Activiteitenplanning communiceren, Optimaliseren effectieve leertijd, 2. Procedures verhelderen, 3. Opvangen van les onderbrekingen, 7.4 management van activiteiten, 1. Indeling van de werkdag, 2. Planning lesactiviteiten, 3. Omgaan met afwijkingen van planning, 4. Eigen werkzaamheden, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.5 Communicatieve, relationele en gespreksvaardigheden, 2. Contact leggen: aansluiten bij eigen ervaringen van leerlingen, 6. wederzijds vertrouwen, 7. vertrouwensbasis leggen, 10. Op de hoogte houden van veranderingen die leerling betreffen

3.2e Afwijken van planning

  • LT5. bij afwijken van de planning zorgt hij ervoor dat de overlast voor de leerling wordt vermeden.

    LTOG7 Als de instructeur, door welke omstandigheden dan ook, zijn lesdag anders moet indelen en hij laat dit niet tijdig weten aan de leerling, dan kan dit ten koste gaan van de leertijd van de leerling en op termijn ook van de relatie tussen instructeur en leerling.

    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 62 time management, 63 organisatie leermiddelen, 64 organisatie regels en procedures, 65 inrichting/organisatie lesvoertuig/leslokaal, effectieve lestijd, 7. Organisatie en management, 7.3 management van tijd, 1. Activiteitenplanning communiceren, Optimaliseren effectieve leertijd, 2. Procedures verhelderen, 3. Opvangen van les onderbrekingen, 7.4 management van activiteiten, 1. Indeling van de werkdag, 2. Planning lesactiviteiten, 3. Omgaan met afwijkingen van planning, 4. Eigen werkzaamheden, 8. Coachen en begeleiden van leerlingen, 8.5 Communicatieve, relationele en gespreksvaardigheden, 2. Contact leggen: aansluiten bij eigen ervaringen van leerlingen, 6. wederzijds vertrouwen, 7. vertrouwensbasis leggen, 10. Op de hoogte houden van veranderingen die leerling betreffen

3.3 Regels & afspraken

3.3 Regels & afspraken samenvatting

  • De instructeur maakt na afloop van een les zodanige vervolgafspraken met de leerling ten aanzien van begintijd, het nieuwe lesonderwerp, voor te bereiden activiteiten dat zij voor de leerling helder zijn.

  • De instructeur maakt concrete en functionele afspraken met de leerling over de uitvoering van lessen, nakomen van afspraken, procedure rond afzeggen, betalingen, afwijkingen van de leergang.

  • Praktijkles: De instructeur hanteert op een (consequente) manier regels. Bij ongewenst en storend gedrag spreekt de instructeur de betreffende leerling consequent direct aan op dit gedrag.

  • Theorieles: De instructeur maakt concrete en functionele afspraken met de cursisten over het inleveren van opdrachten en hun deelname aan activiteiten.

3.3a Afspraken

  • RA1. maakt na afloop van een les vervolgafspraken met de leerling ten aanzien van begintijd, het nieuwe lesonderwerp, voor te bereiden activiteiten, die voor de leerling helder zijn.

  • RA2. maakt concrete en functionele afspraken met de cursist over de uitvoering van lessen, nakomen van afspraken, procedure rond afzeggen, betalingen, afwijkingen van leergang.

    RAOG1 Het beschikbaar zijn van door ieder gedeelde afspraken voorkomt misverstanden in de communicatie, teleurstellingen, irritatie, en ergernis. Bovendien wordt de vertrouwensrelatie tussen instructeur en leerling erdoor versterkt.

    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 64 organisatie regels en procedures, 7. Organisatie en management, 7.2 regels, procedures en afspraken, 1. Functionele regels en afspraken praktijkles: a. halen en brengen van leerlingen, 2. plannen lestijden, 3. afzeggen,, 4. betalingen, 5. afwijkingen van lesprogramma (uitbreiden, verkorten), 2. Functionele regels en afspraken theorieles: 1. deelname aan activiteiten, 2. inleveren van opdrachten, 3. Handhaven van afspraken en regels

3.3b Handhaven van regels

  • RA3a. Praktijk: de instructeur hanteert regels en doet dat consequent. Bij ongewenst en storend gedrag spreekt de instructeur de betreffende leerling consequent direct aan op dit gedrag.

    RAOG2 Regels in de omgang met elkaar in het voertuig en met anderen in het verkeer hebben tot doel een positieve en vruchtbare leersituatie te scheppen, waarbinnen duidelijk is welke gedrag wel en niet acceptabel is.

    RAOG3 Consequent en direct aanspreken op ongewenst of storend gedrag voorkomt dat dit permanent wordt en verstorend voor het leerklimaat/de leersituatie.

    Begrip: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 64 organisatie regels en procedures, 7. Organisatie en management, 7.2 regels, procedures en afspraken, 1. Functionele regels en afspraken praktijkles: a. halen en brengen van leerlingen, 2. plannen lestijden, 3. afzeggen,, 4. betalingen, 5. afwijkingen van lesprogramma (uitbreiden, verkorten), 2. Functionele regels en afspraken theorieles: 1. deelname aan activiteiten, 2. inleveren van opdrachten, 3. Handhaven van afspraken en regels

3.3c Theorie: afspraken en regels theorielessen

  • RA3b. Theorie: maakt concrete en functionele afspraken met de cursisten over het inleveren van opdrachten en hun deelname aan activiteiten.

    Regels over het inleveren van opdrachten en de deelname aan lesactiviteiten voorkomen wederzijdse frustratie, misverstanden en ergernis tijdens lessen.

    Begrippen: 4. Ontwerp van instructie, 4.1 Ontwerpactiviteiten, 64 organisatie regels en procedures, 7. Organisatie en management, 7.2 regels, procedures en afspraken, 1. Functionele regels en afspraken praktijkles: a. halen en brengen van leerlingen, 2. plannen lestijden, 3. afzeggen,, 4. betalingen, 5. afwijkingen van lesprogramma (uitbreiden, verkorten), 2. Functionele regels en afspraken theorieles: 1. deelname aan activiteiten, 2. inleveren van opdrachten, 3. Handhaven van afspraken en regels


Toetsmatrijs: WRM categorie B - theorie-examen 2a: lesvoorbereiding

Eindtermen/leerdoelenAantal vragen

2.1: Lesprogramma op maat maken

23 in totaal

1 Lesprogramma ontwerpen

10

2 Aanpassen aan leerlingkenmerken

13

2.2: Uitwerking rijvaardigheidsdidactiek

29 in totaal

3 Instructie voorbereiden

15

4 Opdrachten en oefensituaties voorbereiden

8

5 Leermotivatie

6

2.3 Organiseren

8 in totaal

6 Voorbereiding leeromgeving

3

7 Les- & leertijd

3

8 Regels & afspraken

2

Totaal:

60

Kijk voor meer info over het examen zelf op de examendetailpagina van categorie B.